donderdag 2 juli 2015

DE LAATSTE REIS



Als ik probeer na te denken over het thema reizen, schieten mij vele bijzondere reizen te binnen. Ik heb wat afgereisd in al die jaren. Als kind ging ik al, in de jaren vijftig, mee met mijn ouders naar Luxemburg op vakantie. Dat was een wereldreis, waarbij ik voor het eerst een grens overschreed. Toen ik 17 jaar was maakte ik met een vriend een fietstocht van drie weken langs jeugdherbergen. We fietsten met fietsen zonder versnelling en met zware fietstassen door Brabant naar BelgiĆ« en via Kleef weer terug. Nu ik er op terug kijk sta ik verbaasd van mezelf. Dan was er nog de vakantie met een vriend naar de Riviera, achterop zijn scooter, met een klein tentje, ik was toen negentien. Onderweg raakten we de buitentent kwijt, dus sliepen we meestal onder de blote hemel. In het Bayerische Wald hebben we leren kamperen, toen de jongste zoon een jaar oud was. Een totaal verregende vakantie. Toch hebben we sinds die vakantie altijd gekampeerd. Op de landgoedkampen van de ANWB  brachten we met veel plezier  diverse vakanties door en ook in campings in Frankrijk, maar bijzondere reizen kwamen pas toen de kinderen niet meer mee wilden. We hadden vakanties naar  Schotland, naar Oostenrijk,  naar het oosten van Duitsland en naar het gebied langs de Oostzee. In de jaren negentig kwamen daar nog zakelijke reizen bij naar Japan, waar ik tweemaal ben geweest en tussen de zakelijke beslommeringen door veel heb genoten. Ik was in Helsinki, Rome, in Parijs voor gesprekken met Europese collega’s, maar dat was nooit helemaal genieten, ook werken. Absolute hoogtepunten waren de reis met Wies en Erik naar Nepal en, samen met Wies naar Thailand. In 2004 kochten we een caravan en daarmee reisden we meerdere lentes via Frankrijk  naar Spanje. Daar zou ik nog hele verhalen over kunnen schrijven, maar nu. . . .

Nu ben ik al een tijd bezig aan de laatste reis. Ik bedoel dan niet het reizen naar verre landen en warme stranden. Ik heb het nu over de reis naar het einde van het leven. Ieder ouder wordend mens loopt tegen verminderde krachten aan of tegen aanhoudende gebreken. Slechts zeer weinigen is het gegeven om oud te worden zonder mankementen. De gemiddelde levensverwachting ligt in de buurt van tachtig jaar, maar dat is een gemiddelde. Uiteindelijk ontsnapt niemand aan de dood. Dus ben ik en vele senioren met mij zoveel mogelijk aan het genieten van de reservetijd. Sommige ouderen krijgen typische ouderdomskwaaltjes zoals sneller vermoeid, minder goed namen kunnen onthouden, moeite met horen, onregelmatige bloeddruk en zo zijn er nog meer kwalen waarmee je kunt leren leven . Lastiger wordt het als er levensbedreigende ziektes ontstaan, dan wordt de levensvreugde verstoord door dokters en ziekenhuisbezoeken en  vooral  spanning en zorgen. Dat bedoel ik met de laatste reis. Vier jaar geleden kreeg ik in het Radboud ziekenhuis de onverwachte diagnose ALS. De neuroloog sprak over een gemiddelde levensverwachting van drie tot vijf jaar.  Omdat deze levensverwachting ook gemiddeld is, hoop ik toch nog een tijdje mee te kunnen gaan. Weliswaar met steeds meer beperkingen, maar wel met veel fijne herinneringen aan al die voorgaande reizen.
Steef

MIJN BIBLIOTHEEK ERVARING



MIJN  BIBLIOTHEEK ERVARING   
In de spreekkamer van het Nederlandse bibliotheek en lectuurcentrum, NBLC,  werd ik begroet door de chef personeel zaken. Tegenwoordig noemt men dat human resource manager, maar dit gesprek speelde zich af begin 1980. Ik had gesolliciteerd naar de functie van adviseur microvormen, waarbij ik de Nederlandse bibliotheken moest informeren hoe ze met dit, toen nieuwe, medium moesten omgaan. Met tien jaar ervaring in de verkoop van microfilm apparatuur kon ik met veel zelfvertrouwen duidelijk maken dat ik geschikt was voor deze functie. De eigenlijke reden voor mij was, dat er een economisch magere tijd aankwam. Als verkoopleider werd ik met mijn vertegenwoordigers steeds vaker geconfronteerd met investeringen die niet doorgingen, met tegenvallende verkoop resultaten en met banen, die geschrapt werden.  Vooral die stress speelde mij parten. Mijn vader had in de jaren zestig ook veel zorgen gehad met veranderende tijden in de verkoop van ontbijtkoek. Er ontstonden toen de eerste supermarkten (de Gruyter, Albert Hein)en die werden vanuit de fabriek beleverd tegen lagere inkoopprijzen. Dat zat hem behoorlijk dwars. Hij raakte de grip op zijn werk kwijt. Bakkers verweten hem, dat hij oneerlijk zaken deed, een verwijt waar hij niet tegen kon. Ik ben er nog steeds van overtuigd, dat toen het zaad gelegd werd voor  de ziekte die tot zijn dood zou leiden. Bij mij ontstond eind jaren zeventig ook zo’n anti gevoel tegen de stress van de verkoop. Vandaar mijn sollicitatie. Bovendien wilde ik voldoende kunnen blijven verdienen om een gezin te onderhouden. Maar dat ze mij zouden aannemen voor deze adviserende functie leek mij eigenlijk niet waarschijnlijk. Mijn opleiding op HAVO niveau zou waarschijnlijk wel te laag zijn voor zo’n semi-overheid staffunctie..  Maar wie niet waagt, die niet wint, dus. . .  Toen ik s´avonds thuis kwam vroeg Wies waar ik geweest was. Ik had haar niet verteld, dat ik een oriĆ«nterend sollicitatie gesprek zou hebben. Toen ik haar inlichtte over mijn gesprek bij het NBLC zei ze :nu begrijp ik het. Ze belden een uurtje geleden om te zeggen dat je bent aangenomen. Toen ik op de eerste werkdag  aan directie en collega’s werd voorgesteld, had ik mijn zondagse pak aangedaan, compleet met stropdas. Maar de sfeer in dit bedrijf bleek veel minder officieel dan in de zakelijke wereld waar ik toch dan toe in geleefd had. Ik was de enige in kostuum en stropdas. De sfeer was er gemoedelijk en collegiaal. Rangen en standen bestonden er niet.  Voor koffie ging men naar de kantine, ingericht als kroeg, na drie uur ´s  middags werd er ook bier geschonken en er waren democratische verhoudingen met frequente en lange groepsbesprekingen. Ik heb ook nooit meer een stropdas gedragen.    
Tien jaar lang werkte ik in de bibliotheekwereld. Slechts een paar maanden als adviseur microfilm, maar leiding geven ging mij beter af dan advies rapporten schrijven en dat vond de directie ook. Als hoofd van de afdeling audio- visuele media mocht ik leiding geven aan de introductie in de Nederlandse bibliotheken van de muziek CD’s, de videocassettes, de audio- cassette,  producten, die inmiddels al lang zijn ingehaald door DVD en door You tube en nog meer van die moderne media, die ik niet meer zo goed kan begrijpen.  Als ik niet in 1990 gebeld was door de directeur van Fuji Magnetics in Kleef, had ik met veel plezier in de bibliotheek wereld blijven werken tot mijn pensioen en woonden we nog steeds in Zaandijk.
Steef