zaterdag 19 september 2015

Ja,hoor..het gaat best wel goed,hoor....



Het regent buiten, het valt met bakken uit de lucht. De blaadjes van de berk in de voortuin worden geel en beginnen slap te hangen en de struik ernaast krijgt rode blaadjes. De herfst is op  komst, de verwarming doet smorgens en savonds weer zijn werk. Het gaat te snel, ik wil nog in het zonnetje fietsen, nog op een terras zitten, maar het ziet ernaar uit, dat het dit jaar niet meer gaat lukken. Ja, met dikke jassen en warme handschoenen. Zondag bezochten we de oogstmarkt, met mijn driewielfiets. Het was hier vlakbij op een grasveld bij de camping de Zoete Aagt in Grafwegen. Met de driewielfiets met trapondersteuning kan ik zelfs op een grasveld gewoon fietsen. Het was er druk. Veel kraampjes met streekproducten, wijn, fruit, groenten, vlees van de koeien van de overburen en zelfs paling van een palingkwekerij hier in de buurt. Het smartlappenkoor Ocharm zorgde voor de vrolijke noot. Uiteraard werd ik enkele malen begroet door vaag bekende dorpsgenoten. Mensen, die kennelijk van mijn ziekte op de hoogte zijn. Aan de vraagstelling : ¨ dag, hoe gaat het¨ blijkt, dat ze eigenlijk liever geen uitvoerige toelichting krijgen. Ik wil zelf ook liever niet, met al die drukte om me heen en met nog maar weinig stemgeluid, iets zeggen over mijn huidige conditie. Dus blijft het bij : ¨gaat wel ¨  of ¨z´n gangetje¨ of nietszeggende woorden van die strekking. Het is ook een absoluut ondoenlijke zaak om een enigszins realistisch antwoord te geven op de vraag hoe het met mij gaat, zeker niet op een drukke markt. Mijn gezonde huidskleur (je ziet er wel goed uit, hoor!! ) het sportieve uiterlijk van de driewielfiets (ga je weer lekker koersen op je racekar? ) doen vermoeden, dat het allemaal best meevalt, maar dat ik zonder hulp niet eens van die fiets af kan stappen, dat Wies de hapjes eten in mijn mond moet stoppen, dat ik de bladzijden van een puzzelboekje niet meer om kan slaan, dat tablet en mobieltje aan mij voorbij zijn gegaan, omdat mijn vingers niet meer meewerken, dat en nog veel meer tekent mijn complete afhankelijkheid.. Ik heb echt geen fatsoenlijk antwoord op de vraag, wat ik nou het lastigste vind. In de top tien staat hoog genoteerd het nauwelijks nog kunnen praten, maar dat ik niet meer de actieve opa kan zijn voor mijn kleinkinderen, ja, dat scoort ook erg hoog, daar kan ik zeer verdrietig van worden. Mirre, ze is nu elf,  heeft nog wel eens op mijn schouders gezeten toen ze een jaar of drie, vier was en een wedstrijd hardlopen of balspelletjes heb ik tot een jaar of drie geleden  ook nog wel gedaan met haar en met Ila en Xi. Nu heb ik zelfs geen spierkracht meer voor een knuffel, mijn armen om hun heen slaan kan ik alleen maar in gedachten. De pijn van deze spierziekte is in het geheel niet fysiek, maar mentaal zwaar als je zelfs je geliefden niet meer kunt omarmen. Ook genomineerd voor een hoge plaats is de zekerheid dat het alleen maar erger wordt. Het voordeel daarvan is dat je niet van de ene naar de andere specialist hoeft en grote hoeveelheden pillen moet slikken, maar het nadeel is de uitzichtloosheid, wie weet wat de volgende fase in de ziekte is.  Ik verzet me daar uit alle macht tegen, ik blijf dan zo veel mogelijk bewust genieten van wat het leven me aanbiedt, maar soms  lukt dat niet ,dan is het verdriet even niet te stuiten, dan is alles in mijn wereld gitzwart.  Maar gelukkig is daar dan Wies, zijn daar dan familie en vrienden, die mij er weer langzaam bovenop tillen. En zo zullen al die min of meer bekende dorpsgenoten ook in de toekomst gewoon van mij het antwoord krijgen  :  
¨ z´n gangetje  ¨gaat wel¨

Steef
September 2015

vrijdag 4 september 2015

SPREKEN IN HET OPENBAAR



SPREKEN IN HET OPENBAAR.
Ergens in het begin van de jaren zeventig van de vorige eeuw heb ik een cursus  ¨spreken in het openbaar ¨ gevolgd. De introductie  lessen gingen over de technische kant van de redevoering, zoals het stemgebruik, de diverse soorten speeches en de indeling van het verhaal. Een zakelijke voordracht heeft een heel andere toon als een grafrede bijvoorbeeld. En met of zonder geluidsinstallatie maakt ook een groot verschil. Voorlezen van de tekst van een papier was uit den boze, een spiekbriefje met trefwoorden was meer dan voldoende, vond de docent.  Maar toen kwam de les, waarbij we stuk voor stuk voor de groep moesten staan om ons zelf voor te stellen.  Ik werd geacht  minimaal vijf minuten te spreken . Op mijn lagere school bestond zoiets als spreekbeurten nog niet. Ik was dan ook   behoorlijk nerveus. Gelukkig was ik niet het eerste slachtoffer, maar daardoor duurde die zenuwen ook langer. Ik vond dat andere cursisten erg goed spraken, wat zouden ze van mijn gebrabbel vinden. Tijdens de eerste spreekbeurt van mijn leven hakkelde en stotterde ik als of ik tegenover de koningin stond, terwijl er hooguit tien mensen in het kleine zaaltje zaten. Later , op de volgende avonden,  ging het langzaam beter en overwon ik de schroom om voor welke groep dan ook te staan. Wat mij na al die jaren vooral is bijgebleven is de regel: Houd je mond dicht als je niet weet waar je over praat. Als je voldoende kennis hebt van het onderwerp dan maakt het niet uit hoeveel mensen er in de zaal zitten. In mijn beroepsleven is deze kennis altijd goed van pas gekomen. De laatste keer dat ik in het openbaar sprak, was in maart vorig jaar. In mijn functie als voorzitter van Kwiek Groesbeek leidde ik voor de laatste keer de algemene ledenvergadering en tevens trad ik af als bestuurslid. Er waren toen al enige spraakproblemen bij mij en dat was al reden genoeg om enigszins zenuwachtig te zijn. Er zaten ook nog ongeveer tachtig mensen in de zaal en bij mij was er duidelijk  sprake van emoties omdat het mijn laatste vergadering was. Hier en daar met hulp van collega’s uit het bestuur lukte het vrij aardig, in ieder geval beter dan destijds bij mijn eerste speech.